Member State report / Art8esa / 2018 / Belgium

Report type Member State report to Commission
MSFD Article Art. 8.1c Economic and social analysis
Report due 2018-10-15
Member State Belgium
Reported by FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu - DG Leefmilieu - Dienst Marien Mi
Report date 2020-01-14
Report access ART8_ESA_BE.xml

NE Atlantic: Greater North Sea

Marine reporting unit
  • ANS-BE-MS-1
  • ANS-BE-MS-1
  • ANS-BE-MS-1
  • ANS-BE-MS-1
  • ANS-BE-MS-1
  • ANS-BE-MS-1
  • ANS-BE-MS-1
  • ANS-BE-MS-1
  • ANS-BE-MS-1
  • ANS-BE-MS-1
  • ANS-BE-MS-1
  • ANS-BE-MS-1
  • ANS-BE-MS-1
  • ANS-BE-MS-1
  • ANS-BE-MS-1
  • ANS-BE-MS-1
  • ANS-BE-MS-1
  • ANS-BE-MS-1
  • ANS-BE-MS-1
  • ANS-BE-MS-1
  • ANS-BE-MS-1
  • ANS-BE-MS-1
  • ANS-BE-MS-1
  • ANS-BE-MS-1
  • ANS-BE-MS-1
Feature
Fish and shellfish harvesting (professional, recreational)
Fish and shellfish harvesting (professional, recreational)
Fish and shellfish harvesting (professional, recreational)
Extraction of minerals (rock, metal ores, gravel, sand, shell)
Extraction of minerals (rock, metal ores, gravel, sand, shell)
Extraction of minerals (rock, metal ores, gravel, sand, shell)
Extraction of minerals (rock, metal ores, gravel, sand, shell)
Renewable energy generation (wind, wave and tidal power), including infrastructure
Renewable energy generation (wind, wave and tidal power), including infrastructure
Renewable energy generation (wind, wave and tidal power), including infrastructure
Restructuring of seabed morphology, including dredging and depositing of materials
Restructuring of seabed morphology, including dredging and depositing of materials
Restructuring of seabed morphology, including dredging and depositing of materials
Tourism and leisure activities
Tourism and leisure activities
Tourism and leisure activities
All activities related to tourism and leisure
All activities related to tourism and leisure
All activities related to tourism and leisure
All activities related to tourism and leisure
Transport - land
Transport - land
Transport - shipping
Transport - shipping
Transport - shipping
NACE codes
  • Marine fishing
  • Marine fishing
  • Marine fishing
  • Operation of gravel and sand pits; mining of clays and kaolin
  • Operation of gravel and sand pits; mining of clays and kaolin
  • Operation of gravel and sand pits; mining of clays and kaolin
  • Operation of gravel and sand pits; mining of clays and kaolin
  • 0000
  • 0000
  • 0000
  • Construction of water projects
  • Construction of water projects
  • Construction of water projects
  • Marine fishing
  • Marine fishing
  • Marine fishing
  • Hotels and similar accommodation
  • Hotels and similar accommodation
  • Hotels and similar accommodation
  • Hotels and similar accommodation
  • Construction of water projects
  • Construction of water projects
  • Sea and coastal freight water transport
  • Sea and coastal freight water transport
  • Sea and coastal freight water transport
Related GES component
  • D1; D3; D6/D1
  • D1; D3; D6/D1
  • D1; D3; D6/D1
  • D1; D6/D1
  • D1; D6/D1
  • D1; D6/D1
  • D1; D6/D1
  • D1; D11; D6/D1
  • D1; D11; D6/D1
  • D1; D11; D6/D1
  • D1; D6/D1
  • D1; D6/D1
  • D1; D6/D1
  • D1
  • D1
  • D1
  • D1; D10; D11
  • D1; D10; D11
  • D1; D10; D11
  • D1; D10; D11
  • D10; D8
  • D10; D8
  • D11; D8
  • D11; D8
  • D11; D8
Description
Het BDNZ is minder belangrijk voor de Belgische commerciële visserij, omdat minder dan 10% van de totale vangst afkomstig is uit het BDNZ. Daardoor hebben de socio-economische gegevens over de commerciële visserij betrekking op meer dan het BDNZ en zijn ze niet representatief voor dit gebied. Vissersvaartuigen uit buurlanden (Nederland en Frankrijk) werken ook in het BDNZ, maar deze gegevens zijn hier niet opgenomen. Het rapport van Pecceu et al. (2014) bevat een gedetailleerd overzicht van de visserijactiviteiten van de buitenlandse en Belgische vloten in het BDNZ. De gepresenteerde gegevens hebben enkel betrekking op de commerciële visserij. Het Belgische visserijgebied beslaat een opp. van 3.478 km2, waarvan 1.430 km2 in de territoriale zee. De visgronden zijn historisch verspreid en bevinden zich op betrekkelijke afstand: de Noordzee, het Kanaal, de Golf van Biskaje, de Westelijke wateren, de Keltische Zee en de Ierse Zee (op ruime afstand van de Belgische havens). Belgische vaartuigen hebben exclusieve visrechten in de Belgische territoriale wateren tot 3 zeemijl (NM). Krachtens het BENELUX-verdrag genieten Nederlandse schepen dezelfde rechten. Terwijl Nederlandse schepen tussen 3 en 12 zeemijl van het BDNZ op alle vissoorten mogen vissen, mogen Franse schepen er alleen haring vangen. Dit verdrag verleent Belgische schepen onbeperkte visrechten in de Nederlandse Territoriale Zee. Buiten de 12-mijlszone geldt het gelijke toegangsprincipe voor alle andere lidstaten. Derde landen hebben in deze zone geen visrechten, tenzij de EG daar toestemming voor geeft. Eind 2017 telde de Belgische commerciële vissersvloot 71 vissersvaartuigen met een totaal motorvermogen van 45.051 kW en een brutotonnage van 13.712 BT. Het aantal vissersvaartuigen is de laatste decennia sterk gedaald (bv. 76 vaartuigen in 2015 tegenover 457 in 1950), terwijl het motorvermogen stabiel bleef. De gemiddelde leeftijd van de vissersvaartuigen is relatief hoog (25 jaar): 52 vaartuigen (68%) zijn ouder dan 20 jaar. Het belang van de commerciële visserij is de afgelopen eeuw aanzienlijk afgenomen. De daling van de visbestanden en de EU-quota om die bestanden te herstellen, kunnen beschouwd worden als de belangrijkste redenen daarvoor. De belangrijkste commerciële vis- en schelpdiersoorten op vlak van aanvoer en besomming zijn schol, tong, garnaal, rode poon, langoustines en zeeduivel. Boomkorvisserij is de meest gebruikte techniek in de commerciële visserij in België.
Op het Belgisch Continentaal Plat (BCP) vindt enkel zandwinning plaats, geen grindwinning. Volgens de wet van 13 juni 1969, gewijzigd door de wetten van 20 januari en 22 april 1999, is de exploratie en exploitatie van zand en grind beperkt tot bepaalde gebieden. Er zijn 4 controlezones waarvoor een concessie kan worden verleend. Het gewonnen zand wordt gebruikt voor: de bouw (beton), als strandsuppletie om erosie van de kust tegen te gaan (kustverdediging) en landaanwinning. Figuur 8 in het rapport toont de evolutie van de aggregaatextractie in het BDNZ voor 1976-2016 (Roche et al. 2017). Omdat de bestaande zandgroeven op het land uitgeput geraken stijgt de vraag naar zeezand. In vergelijking met andere Europese landen is de extractie van mariene aggregaten beperkt. Van 29.000 m3 gewonnen zand en grind in 1976 ging het naar ca. 5,5 miljoen m3 in 2014 (Van Lancker et al. 2015). Tot 1988 bleef de gewonnen hoeveelheid met ca. 0,5 miljoen m3 constant, sindsdien is er een toename. Door de aanleg van de nieuwe gaspijpleidingen Interconnector en NorFra werd in 1997 ca. 3,9 miljoen m3 opgehaald. De piek in 1991 kwam door de aanleg van onderzeese gaspijpleidingen. In de periode najaar 2013 - voorjaar 2014 was er een piek in de zandwinning voor zandsuppleties. De stranden van Westende, Middelkerke, Raversijde, Mariakerke, Oostende, Bredene, Wenduine, Blankenberge en Knokke-Heist kregen voorrang, oa door zware storm in december 2013 (Van Quickelborne 2014). In januari 2017 spoelde de zware storm Dieter 1,5 miljoen m3 zand weg van de stranden. De Dienst Continentaal Plat (CP) van FOD Economie is verantwoordelijk voor een duurzaam beheer van de aggregaatextractie op het BCP. Voor zandwinning worden vergunningen verkregen door het indienen van een concessieaanvraag, gericht aan de Dienst CP, en een milieueffectenrapport (MER) bij de Beheerseenheid van het Mathematisch Model van de Noordzee (BMM/KBIN), die de impact van de activiteit op het mariene milieu beoordeelt. De BMM/KBIN maakt een milieueffectenbeoordeling over aan de Minister bevoegd voor de Noordzee, die op zijn beurt een juridisch bindend advies overmaakt aan de Minister van Economie. Zowel de winningsactiviteiten als de gevolgen voor het milieu worden gemonitord. Om te kunnen nagaan of de concessievoorwaarden worden nageleefd, wordt elk schip uitgerust met een zwarte doos en moeten er registers worden ingevuld. De monitoring gebeurt door de Dienst CP, in samenwerking met ILVO en de BMM/KBIN.
Het marien ruimtelijk plan van het Belgisch deel van de Noordzee (KB 20/03/2014) voorziet in een aangewezen zone voor offshore-energie. Tot op heden kregen negen projecten vergunningen voor de bouw en exploitatie van wind- en/of energieparken in het Belgische deel van de Noordzee. Er zijn plannen om in deze zone 399 turbines te bouwen tegen 2020, met een totale capaciteit van 2.230 tot 2.280 MW (Degraer et al. 2017). Dit betekent dat windparken in principe ongeveer 10% van de totale Belgische elektriciteitsproductie zullen vertegenwoordigen en bijna de helft van de huizen in België zullen voorzien van elektriciteit (webpagina OD Natuur, 2018). In het tekstrapport is een overzicht weergegeven van alle concessies en hun operationele status tot op heden (Tabel 11) (webpagina Compendium Kust en Zee 2015, OD Natuur, 2018). Voor elk project is een milieuvergunning en een domeinconcessie vereist voor het voorgestelde projectgebied, overeenkomstig de wet op de bescherming van het mariene milieu en twee Koninklijke Besluiten. De Beheerseenheid van het Mathematisch Model van de Noordzee (BMM/KBIN) voert een milieueffectenbeoordeling (MEB) uit op basis van de door de aanvrager ingediende MEB. Op basis van de MEB en de resultaten van de openbare consultatie adviseert de BMM/KBIN de federale Minister bevoegd voor de Noordzee, die beslist of de milieuvergunning kan worden verleend. De aanvragen voor de domeinconcessie worden ingediend bij de Federale Overheidsdienst Economie, DG, die de Minister van Energie adviseert. De concessie is pas geldig na afgifte van de milieuvergunning. Er bestaat ook een vergunningsprocedure voor de aanleg van de kabels (Koninklijk Besluit van 12 maart 2002). De aanvragen worden ingediend bij de FOD Economische Zaken, die de Minister van Energie adviseert. Vandaag is 1186 MW offshore windcapaciteit operationeel en produceert jaarlijks om en bij 4,2 TWh, wat ongeveer 5% van de totale elektriciteitsvraag dekt.
Er zijn 2 types baggeractiviteiten: kapitaalbaggeren voor het aanleggen, verdiepen en verbreden van havens en onderhoudsbaggeren om de vereiste diepgang voor maritieme toegangswegen en Vlaamse kusthavens (Zeebrugge, Oostende, Nieuwpoort en Blankenberge) te behouden. Onderhoudsbaggerwerken worden het hele jaar door uitgevoerd met 3-4 sleephopperzuigers. Het onderhoudsbaggeren in vissers- en jachthavens gebeurt voor en vlak na het toeristisch seizoen aan de kust. Het baggeren in het BDNZ is een bevoegdheid van het Vlaamse Gewest (Afdeling Maritieme Toegang) en vindt plaats op volgende locaties: Pas van het Zand, Centraal deel van de nieuwe voorhaven van Zeebrugge, Haven en voorhaven van Zeebrugge, Scheur Oost, Scheur West, Toegangsgeul naar Oostende, Haven van Oostende, Toegangsgeul naar Blankenberge. In 2015 de bedroeg de hoeveelheid gebaggerd materiaal 13.173.189 ton (Lauwaert et al. 2016). Het grootste deel van de baggerspecie wordt terug in zee gestort op specifieke stortplaatsen: S1, S2, Bruggen en Wegen Zeebrugge, Bruggen en Wegen Oostende, Nieuwpoort. Als de baggerspecie voornamelijk zand bevat (50.000 - 100.000 TDS (ton droge stof) per jaar), kan het gebruikt worden voor strandsuppleties (nuttig gebruik). De federale overheid is verantwoordelijk voor het monitoren van de effecten van het storten van baggerspecie. Op 12 juni 1990 ondertekenden de Belgische Staat en het Vlaamse Gewest een samenwerkingsakkoord om de Noordzee te vrijwaren van nadelige milieueffecten van het storten van baggerspecie in zee. Het beheer van baggerspecie gebeurt volledig conform de internationale verplichtingen, vastgelegd in het OSPAR-verdrag en het Verdrag van Londen (Lauwaert et al. 2015). Overeenkomstig de wet van 20 januari 1999 is een vergunning vereist voor het storten van baggerspecie in zee. De procedure voor machtiging van het storten van baggerspecie afkomstig van activiteiten van het Vlaamse Gewest op zee is vastgelegd in het KB van 12 maart 2000 ter definiëring van de procedure voor machtiging van het storten in de Noordzee van bepaalde stoffen en materialen. De Beheerseenheid van het Mathematisch Model van de Noordzee (BMM/KBIN) is bevoegd voor het uitreiken van stortmachtigingen in het BDNZ. Momenteel zijn er 5 machtigingen voor het storten van baggerspecie op zee. Stortvergunningen worden uitgereikt voor een periode van 2 jaar. Gebaggerd materiaal dat in zee wordt gestort, moet voldoen aan de sedimentkwaliteitscriteria (SQC) vastgesteld in de vergunningen.
In 2016 werd het totale aantal recreatieve vissersboten geschat op 806. Het gros van de geïdentificeerde vaartuigen (90%) heeft een ligplaats in Nieuwpoort, Blankenberge, Zeebrugge of Oostende. Deze vaartuigen ondernemen samen naar schatting 9.500 visreizen per jaar, goed voor 100.000 visuren op individueel niveau (Thomas Verleye (VLIZ), pers. comm.). De meeste activiteiten vinden plaats binnen de 3-nm-zone (Verleye en van Winsen 2018). De recreatieve strandvisserij is divers van aard (hengelen, kruien, paardenvisserij, passieve strandvisserij) en staat in voor om en bij de 82.000 visuren (voornamelijk hengelen, exclusief passieve strandvisserij) aangevuld met 3.693 visdagen met passieve strandnetten (Thomas Verleye (VLIZ), pers. comm.). De totale gehouden vangst wordt geschat op 212,6 ton met als voornaamste soorten garnaal (79,1 ton), wijting (48,3 ton), kabeljauw (26,4 ton), schar (20,8 ton), makreel (13,8 ton), tong (10,7 ton) en schol (5,5 ton). Deze recreatieve vangsten vertegenwoordigen samen 1% van de totale totale Belgische (recreatief en commercieel) aanvoer maar kennen soortgebonden variaties: garnaal 9,6%, wijting 15,5%, kabeljauw 3,7%, schar 7,5%, makreel 9,7%, tong 0,5% en schol 0,1%. De recreatieve hengelvaartuigen staan in voor een aanvoer van 101 ton, de sleepnet vaartuigen voor 56,6 ton. De recreatieve strandvisserijactiviteiten staan samen in voor een totale gehouden vangst van 55 ton (Verleye en van Winsen 2018). Er is weinig informatie beschikbaar over het economische belang van de recreatieve zeevisserij wat betreft directe werkgelegenheid, productiewaarde en toegevoegde waarde. Een eerste schatting leert dat de directe uitgaven van de recreatieve zeevissers gemiddeld 2.635 euro/visser/jaar bedragen, waarbij grote verschillen tussen de vistechnieken onderling worden opgemerkt: 4.226 euro/visser/jaar voor sleepnetvaartuigen, 3.796 euro voor hengelvaartuigen, 2.613 euro voor de paardenvisserij en minder dan 1.000 euro voor de overige strandvisserijactiviteiten. De totale directe uitgaven van de sector worden geschat op 5,3 miljoen euro op jaarbasis (Verleye en van Winsen 2018).
De Belgische kust biedt huisvesting, restaurants, winkels, attracties en musea, zachte recreatie (wandelen, mountainbiken, fietsen, paardrijden), golf en MICE-toerisme (vergaderingen, incentives, conferenties en tentoonstellingen) en faciliteiten voor watersport. In 2016 zorgde langdurig toeristisch verblijf aan de kust voor 5,5 miljoen aankomsten en 30 miljoen overnachtingen. In 2016 bezochten 17,6 miljoen dagtoeristen de kust (Westtoer trendrapport Kust 2015-2016). De luchthaven van Oostende en de havens van Oostende en Zeebrugge zijn belangrijk voor de aankomst van buitenlandse toeristen.
België (BE) levert een grote bijdrage aan het wereldwijde handelsverkeer over zee, met een zeer groot volume goederen dat in zijn zeehavencluster geladen en gelost wordt. De havens van Antwerpen, Gent, Zeebrugge en Oostende vormen de BE Noordzeehavencluster. Deze bevinden zich in een straal van 50 km en vormen zo een van de belangrijkste bruggenhoofden voor maritieme handelsverbindingen tussen alle werelddelen en Europa. In 2014 werd in deze cluster in totaal bijna 269 miljoen ton goederen geladen of gelost (NBB 2016). In 2015 ging het om 274 miljoen ton. De 2 grootste BE havens verhandelden in 2010 in totaal 54 miljoen ton met Azië, meer dan 40 miljoen ton met Noord- en Zuid-Amerika, meer dan 16 miljoen ton met Afrika en 1,25 miljoen ton met Oceanië. Hiermee staan de BE havens in de top 10 van zeehavens ter wereld. Met een totale containeroverslag van iets meer dan 11 miljoen TEU in 2010 staan de BE havens in de top 10 voor de ontwikkeling van handelsverkeer over zee. Het volume en de geografische spreiding van de goederen die via de BE havens worden afgehandeld, tonen aan dat BE een belangrijke bijdrage levert tot het wereldwijde handelsverkeer over zee. De haven van Antwerpen verhandelde in 2015 in totaal meer dan 208 miljoen ton goederen en is de op één na grootste haven van Europa. Het is de belangrijkste handelshaven voor koffie ter wereld. De haven van Antwerpen is belangrijk voor de industrie, met de grootste olie- en chemiecluster van Europa. De haven van Zeebrugge is een relatief jonge haven met een moderne infrastructuur. Deze haven is marktleider in de handel van nieuwe autos en stelt meer dan 20.000 mensen te werk (directe en indirecte tewerkstelling). De haven is ook belangrijk voor zijn LNG-terminal en RO/RO-verkeer van en naar Scandinavië, het Verenigd Koninkrijk en Spanje/Portugal. In 2015 bedroeg het totale goederenvolume 38 miljoen ton. De haven van Oostende richt zich sinds 2008 op offshore-activiteiten en hernieuwbare energie (windparken). De haven van Gent stelt 60.000 mensen te werk (directe en indirecte tewerkstelling). De totale hoeveelheid verhandelde goederen bedroeg 26 miljoen ton in 2015. De haven van Gent is een industriële haven met staalindustrie en autofabrieken. De verhandelde goederen zijn ijzererts, kolen, graan, bouwmaterialen en oliën. De Gentse haven is onlangs (2017) met de haven van Terneuzen gefuseerd onder de naam North Sea Port.
Het Belgische deel van de Noordzee (BDNZ) wordt door meer dan 150.000 schepen per jaar doorkruist en is daardoor een van de drukste zeeën ter wereld. De commerciële scheepvaart langs de Belgische kust en naar de havens van Oostende, Zeebrugge, Gent en Antwerpen is gebonden aan specifieke routeringssystemen: - Verkeersscheidingsstelsel Noordhinder: wordt gebruikt door schepen die van en naar Europese havens in het zuidelijke deel van de Noordzee en de Oostzee varen en via het Kanaal de Noordzee binnenvaren of uitvaren. - Verkeersscheidingsstelsel Westhinder: wordt gebruikt door schepen die van en naar havens in België en havens langs het Westerschelde-estuarium varen. Deze belangrijke scheepvaartroute ligt ten noorden van de sublitorale zandbank Oostdyck en heeft in het noorden ook een toevluchtsoord. Het VSS begint aan het einde van het Nauw van Calais, naast Duinkerke, en loopt door tot aan de Belgische territoriale zee. 91% van het verkeer gaat in de richting van de Schelde (of in de omgekeerde richting). Andere bestemmingen zijn de havens van Oostende en Zeebrugge. - De nieuwe Westpit-route is sinds 1 juni 2017 in gebruik. Het gaat om een verkleining van het voorzorgsgebied in de nabijheid van de Thornton- en Bligh-banken en is noodzakelijk vanwege de aanwezigheid van stortplaats S1, direct ten zuiden van de Westpit-route. - Shortsea shipping (ten zuiden van het VSS Westhinder) en kanaaloversteek (incl. ferrys) tussen Belgische havens en het VK. Vissersboten of pleziervaartuigen worden niet tot deze categorie gerekend. De handelsvloot die onder Belgische vlag vaart, groeit: 162 schepen in 2015 met een totaal brutotonnage van meer dan 5 miljoen ton. De door België gecontroleerde vloot bekleedt een stevige plaats in de top 25 van zeevarende naties met een totaal draagvermogen van meer dan 12,5 miljoen ton, hetzij 1,08% van de wereldwijde handelscapaciteit over zee. De Belgische scheepvaartsector en maritieme cluster zijn goed voor meer dan 12.100 arbeidsplaatsen en creëren een jaaromzet van 4.204 miljoen euro (FOD Mobiliteit en Vervoer, 2015).
Employment (direct *1000 FTE)
0.363
0.262
15.0
0.56
2.013
28.909
114.647
8.71
Production value (€ million)
81815.0
16.15
2560.0
2890.9
400.0
Value added (€ million)
50.6
1000.0
335.814
18000.0
2298.0
Related pressures
  • PresBioExtractSpp; PresInputLitter; PresPhyDisturbSeabed
  • PresBioDisturbSpp; PresPhyDisturbSeabed; PresPhyLoss
  • PresInputSound; PresPhyDisturbSeabed
  • PresBioDisturbSpp; PresPhyDisturbSeabed; PresPhyLoss
  • Extraction of, or mortality/injury to, wild species (by commercial and recreational fishing and other activities)
  • PresBioDisturbSpp; PresInputLitter
  • PresInputCont; PresInputLitter; PresInputSound
  • PresBioIntroNIS; PresInputCont; PresInputSound
Related indicators
Related ecosystem services
Cost of degradation: description
De herstelkosten gerelateerd aan de commerciële visserij omvatten kosten voor verbeterde overlegstructuren, een strengere handhaving in grindzones, windparken, bodembeschermingsgebieden, sensibilisering voor olielekken en afvalbeheer, stimulering van alternatieven voor vislood en haaien- en roggenbescherming.
De huidige kosten van de aantasting gerelateerd aan commerciële visserij kunnen worden geschat op basis van de kosten voor de verantwoordelijke autoriteiten voor de uitvoering en follow-up van de kosten van de handhaving van ruimtelijke maatregelen met betrekking tot de visserij in het marien ruimtelijk plan (2014-2020), de handhaving van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid, de handhaving van het verbod op schelpdiervisserij, de wetgeving inzake vis en schaal- en schelpdieren en de coördinatie tussen de Vlaamse en federale overheden in België.
De Dienst Continentaal Plat, het ILVO en de Beheerseenheid van het Mathematisch Model van de Noordzee (BMM/KBIN) dragen gezamenlijk de kosten voor de monitoring van potentiële milieueffecten.
Kosten verbonden aan milieueffectenbeoordelingen voor zandwinning worden gedragen door de privésector (Zeegra) (voor commercieel gebruik) en/of de publieke sector (voor kustverdediging). Dit omvat ook de kosten voor milieurapporten (tussen 40.000 en 900.000 euro).
Kosten voor zandwinning zijn verbonden aan het verlenen van vergunningen (incl. MEB, PB) door de federale overheid (FOD Leefmilieu) en gelden voor verschillende activiteiten in het BDNZ, waaronder aggregaatextractie. Andere beleidskosten worden gedragen door de Dienst Continentaal Plat (FOD Economie). De kosten omvatten het beheer van concessies (verwerken van extractieaanvragen, bepalen van ontginningsvolumes en verlengen van concessies).
De huidige kosten voor offshore-energie verbonden aan het verlenen van vergunningen (incl. MEB, PB) door de federale overheid (FOD Leefmilieu, in samenwerking met BMM/KNIM) worden gegeven als totale kosten (in euro) en gelden voor verschillende activiteiten in het BDNZ, waaronder offshore windparken. De kosten voor de milieueffectenbeoordeling (retributiekosten) variëren tussen 60.000 en 120.000 euro, afhankelijk van de complexiteit van het dossier. De overige beleidskosten van de overheid (FOD Leefmilieu/BMM/KBIN) omvatten het beheer van de concessies, de monitoringprogrammas, de verbetering en de controle. De kosten voor monitoring van mogelijke milieueffecten worden gecoördineerd door KBIN en gefinancieerd met vergoedingen die door de concessiehouders worden betaald.
De kosten voor de offshore-energie privésector omvatten kosten voor de milieueffectenbeoordeling en vergunningen, monitoring en ontmanteling.
Er zijn een aantal kosten voor baggeroperatoren om de impact op het milieu te verminderen/beperken, zoals antiturbiditeitssystemen. Deze systemen verminderen de hoeveelheid lucht die in het effluent van de hopperzuiger wordt meegevoerd. Het systeem vermindert de verspreiding van troebel water na een baggeroperatie.
Strikt genomen is er geen vergunning nodig voor bagger- en stortactiviteiten, enkel een machtiging. De Vlaamse overheid (bevoegd voor het onderhoud en de toegankelijkheid van de vaargeulen) heeft op vrijwillige basis milieunotas opgesteld die beoordeeld moeten worden door de Federale overheid. Daarom bevat de tabel de huidige kosten verbonden aan het verlenen van vergunningen (incl. MEB, PB) door de federale overheid die worden gegeven als totale kosten (in euro). Monitoring- en onderzoeksprogrammas: machtigingen worden verleend op voorwaarde dat monitoring- en onderzoeksprogrammas worden opgezet. De kosten van monitoring en onderzoek worden betaald door aMT en uitgevoerd door de BMM/KBIN. Het onderzoek van de BMM/KBIN richt zich op de sedimentdynamiek, het identificeren van de milieuveranderingen in het Belgische kustgebied en het implementeren van monitoringstrategieën om milieuveranderingen ten gevolge van stortactiviteiten in kaart te brengen. Het milieumonitoringprogramma van het ILVO richt zich op de effecten van veranderingen in de contaminanten in het sediment en de fauna van de stortplaatsen, de effecten van de stortactiviteit op de bodemorganismen en de effecten van de instroom van organismen uit de baggergebieden op de oorspronkelijke fauna en de stortplaatsen.
De recreatieve visserij is niet onderworpen aan procedures voor milieueffectenbeoordeling. De huidige kosten voor het verlenen van vergunningen (inclusief MEB, PB) door de autoriteiten zijn in dit geval dan ook niet relevant. De beleidskosten voor de overheidssector hebben hoofdzakelijk betrekking op het verbeteren en controleren van de recreatievisserij in het BDNZ.
Herstelkosten met betrekking tot recreatieve visserij.
Andere beleidskosten voor de overheid omvatten de verbetering en de controle van mariene beschermde gebieden met betrekking tot recreatieve activiteiten en bewustmaking van het probleem van zwerfvuil op zee. Kustgemeenten organiseren extra schoonmaakacties van de stranden in de zomerperiode. Daarnaast worden door de kustgemeenten diverse acties georganiseerd om het strand schoon te maken. Voorbeelden zijn communicatie- en sensibiliseringscampagnes, educatieve spelletjes, exposities, workshops en brochures. Een voorbeeld van een jaarlijkse sensibiliseringsactie is de strandschoonmaak van Eneco.
Herstelkosten voor toerisme zijn gerelateerd aan sensibilisering.
Voor recreatieve activiteiten gelden geen vergunningsvoorwaarden, alleen zijn passende beoordelingen vereist voor recreatieve activiteiten (bv. sport) die gevolgen kunnen hebben voor Natura 2000-gebieden. De huidige kosten verbonden aan het verlenen van vergunningen (incl. MEB, PB) door de federale overheid worden gegeven als totale kosten (in euro) en gelden voor verschillende activiteiten in het BDNZ.
Havenontwikkelingen zijn onderworpen aan MERs en passende beoordelingsprocedures. Hoewel ze onder de Vlaamse bevoegdheid vallen, zal de federale overheid een adviserende rol hebben met betrekking tot hun mogelijke impact op het mariene milieu. Voor de federale overheid zijn alleen kostenramingen beschikbaar.
Voor scheepvaart moeten tevens de kosten verbonden aan scheepvaart-incidenten in rekening gebracht worden. Op 6 oktober 2015 kwam de Flinterstar in het Belgische deel van de Noordzee in aanvaring met de LNG-tanker Al Oraiq. De aanvaring vond plaats op een afstand van 8 mijl uit de kust ter hoogte van Zeebrugge, waarbij de Flinterstar zwaar beschadigd raakte, één van de brandstoftanks scheurde en een olievlek veroorzaakte. De bergingskosten van de Flinterstar bedragen ongeveer 3.721.000 euro en werden (voor)gefinancierd door de federale overheid. Ze vormen echter het voorwerp van een claim die gerechtelijk of buitengerechtelijk (minnelijke schikking) geregeld moet worden.
De kosten voor bestaande maatregelen voor de scheepvaart zijn vooral gerelateerd aan maatregelen ter preventie en bestrijding van verontreiniging.
Cost of degradation: approach
Thematic
Thematic
Thematic
Thematic
Thematic
Thematic
Thematic
Thematic
Thematic
Thematic
Thematic
Thematic
Thematic
Thematic
Thematic
Thematic
Thematic
Cost of degradation: type
Enhancement costs
Preventing and avoidance costs
Monitoring and information costs
Preventing and avoidance costs
Preventing and avoidance costs
Preventing and avoidance costs
Preventing and avoidance costs
Mitigation costs
Preventing and avoidance costs
Preventing and avoidance costs
Preventing and avoidance costs
Preventing and avoidance costs
Preventing and avoidance costs
Preventing and avoidance costs
Preventing and avoidance costs
Enhancement costs
Preventing and avoidance costs
Cost of degradation: results
Herstelkosten op basis van bijkomende/nieuwe maatregelen (periode 2016-2021) om een GES te bereiken: - Sensibilisering voor het voorkomen van lozingen bij bunkering van visserijschepen en pleziervaart in havens: 30.000-45.000 €. - Onderzoek en sensibilisering recyclage, statiegeld, taggen visnetten: 30.000-50.000 €. - Soortspecifieke maatregelen voor haaien en roggen: 40.000-60.000 €.
Minimum huidige kosten op basis van de bestaande maatregelen: - Uitwerken van de ruimtelijke beschermingsmaatregelen uit het marien ruimtelijk plan (2014-2020) gerelateerd aan bodemberoerende visserijtechnieken: 3 FTE en 100.000 € werkingsbudget. - Implementatie van de maatregelen van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB): 5 FTE en 302.184 € werkingsbudget. - Verbod schelpdiervisserij (Koninklijk Besluit): 71.000 €. - Andere maatregelen m.b.t. de visserij, zoals de wetgeving inzake vis- en schaal- en schelpdieren (controle en toezicht door het FAVV (beroepsvisserij)), Fishing for Litter, enz.: 0,5 FTE en 10.000 € werkingsbudget. - Introductie van sumwings en rolsloffen voor vissersboten: set rolsloffen per boot (trawlers voor garnalen) is 16.800 €, sumwings voor boomkotters is 48.000-52.000 €.
Kosten voor monitoring van zandwinningsactiviteiten: circa 800.000 €.
2004-2005 voor de zones 1, 2 en 3: 66.278 euro gedragen door de privésector (Zeegra), en 20.000 euro gefinancierd door de overheid. 2008-2010 voor zone 4: 900.000 euro. Deze kosten werden gedragen door de overheid. 2015-2016 voor de zones 1, 2 en 3: 40.000 euro gedragen door de privésector (Zeegra).
Minimum huidige kosten op basis van de bestaande maatregelen: - Vergunningen (MEB en Passende beoordeling): 4 FTE en 200.000. - Kosten verbonden aan voorwaarden en beperking van zandwinning (zonering, periodieke sluiting zones, voorwaardes, monitoring en inspectie): circa 406.000 €.
Minimum huidige kosten op basis van de bestaande maatregelen: - Vergunningen (MEB en Passende beoordeling): 4 FTE en 200.000. - Ruimtelijke maatregelen in het marien ruimtelijk plan mbt de windenergiesector: 3FTE en 100.000.
Minimum huidige kosten voor privésector: - Milieueffectenbeoordeling (MEB) en milieuvergunningen: 50.000-140.000 €. - Monitoringskosten: circa 1.250.500 € voor alle windparken. - Kosten van ontmanteling: circa 4% van de totale kosten van het windpark.
Geen kosten gekend.
Minimum huidige kosten op basis van de bestaande maatregelen: - Vergunningen (MEB en Passende beoordeling): 4 FTE en 200.000 €. - Ruimtelijke maatregelen in marien ruimtelijk plan (afbakening gebieden voor storten van baggerspecie, aanwijzing reservatiezone bij Zeebrugge): 3 FTE en 100.000 €.
Ruimtelijke maatregelen in het marien ruimtelijk plan mbt de visserijsector: 3 FTE en 100.000 €
Monitoring van omvang van recreatieve visserij: circa 200.000 €. Stimuleren onderzoek en gebruik van alternatieven voor vislood: 30.000-50.000 €.
Maatregelen met betrekking tot het land (bewustmaking met betrekking tot zwerfvuil op zee): - Sensibiliseringscampagnes OVM: 36.000 €. - Clean Beach-acties (strand schoonmke.)
Sensibilisering in jachthavens omstrent afvalbeheer: 24.000 €. Sensibilisering voor het voorkomen van lozingen bij bunkering van visserijschepen en pleziervaart: 30.000 €
Toepassen passende beoordeling: 4 FTE en 200.000 €.
Minimum huidige kosten op basis van de bestaande maatregelen: - vergunningen (MEB en Passende beoordeling): 4 FTE en 200.000 €. Afval van schepen die Belgische havens aandoen, wordt in de havens ingezameld door privébedrijven. De schepen betalen een vergoeding voor deze dienst. Er zijn geen extra kosten voor de havenautoriteiten.
Herstelkosten op basis van bijkomende/nieuwe maatregelen om een GES te bereiken: - Strengere handhaving van het vaarverbod binnen het gebied voor de productie van windenergie: 48.750 €. -Overleg en sensibilisering omtrent maatregelen in de scheepvaart ter beperking van het effect van onderwatergeluid op walvisachtigen: 15.000 €.
Minimum huidige kosten op basis van de bestaande maatregelen: - Maatregelen voor de preventie en bestrijding van verontreiniging: 3 FTE en 400.000 € werkingsbudget. - Schepen die de havens binnenvaren, betalen een vergoeding voor de ophaling van afval door een privébedrijf. Er zijn geen gegevens beschikbaar over de bedragen en de totale kosten.
Related indicators